Erven Marilyn Monroe vs Virtuele Monroe
Het is al een paar jaar een populair verschijnsel in de entertainmentbranche. Het virtueel ten leven wekken van overleden artiesten van grote naam en faam om hen vervolgens opnieuw te laten optreden in de hoedanigheid waar ze hun bekendheid mee verkregen hebben. Michael Jackson enTupac zijn voorbeelden die hebben bewezen dat hier een gat in de markt is en dat daar flink mee te verdienen valt. Elvis Presly en Marilyn Monroe zijn de volgende kandidaten om in het rijtje beroemdheden virtueel te worden bijgezet. Hoe zit dat juridisch? De NRC van 25 januari 2017 wijdt een artikel aan het 'digitaal tot leven wekken' van filmsterren en interviewt twee advocaten, Dirk Visser en Christiaan Alberdingk Thijm. Ik schreef op 9 oktober 2014 dit blog over hetzelfde onderwerp.
Portretrecht
De Erven Monroe hadden al langer geleden (in 2012) bezwaar gemaakt bij Virtual Monroe, de initiatiefnemers van het virtuele Monroe project. Hadden zij een punt? En welk juridisch middel grepen zij aan? Ze waren daarin beperkt, omdat Marilyn Monroe op het moment van haar overlijden (in 1962) hoewel ze toen in Californie woonde, stond ingeschreven in New York. Dat betekende dat het recht van New York toepasselijk was en de vraag was of het aldaar geldende locale recht überhaupt voorzag in een recht om bezwaar te maken tegen publicatie van iemands portret, laat staan tegen een virtueel portret van iemand die overleden is. Hoewel New York dat recht niet kende probeerden de erven op die grond daar toch hun recht te halen. Met nul op het rekest.
Marilyn Monroe als merk?
Dat zat de erven niet lekker en ze gooien het nu over een andere boeg. Ze baseren hun claim nu niet meer op grond van het (in New York niet bestaande) portretrecht maar op grond van het feit dat de naam van Marilyn Monroe en haar identiteit op onrechtmatige wijze (zonder toestemming van de erven) wordt gebruikt in strijd met de federale Amerikaanse Lanham Act. Op grond daarvan zou het verboden zijn om zonder toestemming merken, namen, logo's, tekeningen, avatars en dergelijke te gebruiken die verbonden zijn aan de naam van een bepaalde persoon. Niet meer dus het portretrecht als uitgangspunt maar meer het recht dat de onrechtmatige mededinging betreft en het ongeautoriseerde gebruik van het aan een ander toekomende merkenrecht.
Verzilverbare populariteit
Gaan de erven het daarmee redden? Het verweer van Virtual Monroe is in de eerste plaats dat de Amerikaanse rechter al een afwijzende uitspraak heeft gedaan. Kennelijk vindt Virtual Monroe dat de merkenrechtelijke grondslag waar de erven nu voor gekozen hebben eigenlijk op hetzelfde neerkomt als de portretrechtelijke grondslag, waar in New York geen ruimte voor was. Daar zit wel wat in als je bedenkt dat de ratio van het Nederlandse portretrecht deels ligt in de verzilverbare populariteit van iemands portret. In feite fungeert het portret hier dan als een soort merk. Maar we zijn met deze zaak wel in Amerika.
Intellectuele eigendom als zwaard van Damocles
En dan het andere verweer van Virtual Monroe. Ze vindt dat handelsmerken niet als eeuwige zwaarden van Damocles mogen worden ingezet tegen werken waarvan het auteursrecht is verstreken waardoor ze in het publieke domein zijn terecht gekomen. Volgens die redenering zou het gebruik van de Lanham Act dus beschouwd kunnen worden als een vorm van misbruik om daarmee het verval van het auteursrecht te ontlopen. En dat zou reden kunnen zijn om ook deze claim van de Erven Monroe af te wijzen. Het zou mij niet verbazen als die redenering het haalt en de erven weer achter het net zullen vissen. Ik denk overigens dat Marilyn Monroe zelf tegen haar virtuele wederopstanding geen bezwaar zou hebben.