top of page

Inbreuk op handelsnaam door gebruik Google Adwords?

Weer eens een zaak over het recht op handelsnaam. Een die misschien niet heel veel om het lijf heeft, maar toch goed om even bij stil te staan. Een ruzie tussen twee partijen draait erop uit dat de ene partij met technische middelen probeert gebruik te maken van de naam van de andere partij.


De feiten

Het gaat om twee ondernemingen die beiden werkzaam zijn in de vloerenbranche. Van belang is, dat zij beiden voornamelijk via het internet handelen en zich vooral richten op particulieren. Van de partij die zich in de zaak tot de (kort geding) rechter wendt is de naam anoniem. Ik noem hem daarom kortweg A. De gedaagde partij is DLE, wat staat voor De Laminaat Expert, tevens de naam van de website van deze partij.


DLE maakt via Google – tegen betaling - gebruik van zoektermen die een advertentie oproepen die is gelinkt aan haar landingssite, waar die woorden dus vaak terugkomen. A. vindt dat DLE met die landingssite en het gebruik van bijbehorende zoekwoorden inbreuk maakt op haar handelsnaamrecht.


Geldige handelsnaam

De rechter stelt eerst vast dat de naam van A. een geldige handelsnaam is, d.w.z. daadwerkelijk gebruikt wordt in het economische verkeer als aanduiding van haar onderneming. Als DLE die naam gebruikt als zoekwoord heeft A. dan – is de volgende vraag – op grond van art, 5 Handelsnaamwet het recht zich daartegen te verzetten. Zeker als je weet dat de betrokken partijen elkaar al langer in de haren zaten, heb je al gauw de neiging die vraag zonder omhaal bevestigend te beantwoorden.


Twee conflicterende handelsnamen

Maar de kaarten liggen toch anders. De handelsnaamwet is geschreven voor conflicten tussen twee dezelfde of in geringe mate van elkaar afwijkende handelsnamen. De vraag die dus eerst moet worden beantwoord is of DLE door het gebruik van de landingspagina en de bijbehorende zoekwoorden bij het publiek de indruk wekt te handelen onder de naam van die landingspagina. Dat blijkt niet het geval te zijn. DLE gebruikt de naam van die landingspagina eenvoudig niet als handelsnaam zodat er ook geen sprake kan zijn van conflicterende handelsnamen. A. kan zich daartegen dus ook niet op grond van de Handelsnaamwet verzetten.


Oneerlijke handelspraktijk

De eisende partij beroept zich echter niet alleen op de Handelsnaamwet maar beschuldigt DLE ook van het plegen van "oneerlijke handelspraktijk" zoals geregeld in boek 6, afdeling 3A van het Burgerlijk Wetboek. De handelaar handelt oneerlijk als hij dat doet in strijd met de vereisten van professionele toewijding waardoor het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen aanmerkelijk wordt beperkt en hij als gevolg daarvan een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen. Daarnaast kan ook misleiding van de consument als oneerlijk worden bestempeld. Dat DLE in bovengenoemde zin oneerlijk handelde, is volgens de rechter onvoldoende door A. aangetoond. Dus ook daar ging DLE vrijuit.


Zonder noodzaak profiteren

Er was misschien nog een andere mogelijkheid om DLE onderuit te halen en dat was het middel van art. 6: 162 BW. DLE - was de stelling - profiteerde en haakte zonder noodzaak aan bij de reputatie van A. door ondanks herhaalde sommatie aanhoudend gebruik te maken van de zoektermen, zijnde de naam van A, gevolgd door een advertentie gelinkt aan de landingssite. En daar ging de rechter in zijn voorlopige oordeel, wel in mee, al was dat met enige reserve.


Uiteindelijk dus toch een veroordeling van DLE, al moeten we nog zien of A. er niet een bodemprocedure aan zal wagen om met een betere uitspraak weg te komen. De animositeit tussen partijen zal intussen niet uit de lucht zijn.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page