top of page

De zaak Runner+ tegen Picnic, een juist vonnis?


Picnic heeft zo langzamerhand een aardige status bereikt als gedaagde in portretrecht zaken. Kwa bekendheid van de persoon van de geportretteerde kan de hierna te bespreken zaak (zie link: https://www.boek9.nl/system/files/B92022/B920221124%2C%20Rb%20Amsterdam%2C%20Picnic.pdf)

natuurlijk niet tippen aan de zaak tussen Max Verstappen en Picnic. Hier zomaar een gewone “runner+” zoals dat heet bij Picnic en geen Formule 1- coureur. Een “runner +” bestuurt geen raceauto maar een bestelbusje. Hij (zij in dit geval) is dan tegelijk wel “leidinggevende”. Toch een zaak die de moeite waard is om bij stil te staan, al was het vanwege de kritiek die ik op het vonnis heb.


Foto-shoot met quit-claim

Op 3 december 2019 benaderde Picnic de medewerkster voor een foto-shoot waar zij op in ging. Daarbij tekende zij een quit-claim met de volgende tekst:


Bij deze verklaar ik geen bezwaar (te hebben) tegen openbaarmaking van beeldmateriaal gemaakt tijdens een Picnic-shoot waarbij ik herkenbaar in beeld kom. Ik verleen hierbij ook toestemming voor gebruik van het beeld- en/of tekstmateriaal door Picnic B.V. ten behoeve van promotiedoeleinden. Dit zal uitsluitend gebeuren binnen de beschikbare promotiekanalen van Picnic B.V. Voor ander of afzonderlijk gebruik van mijn bijdrage buiten het verband van deze productie, zal de producent mijn toestemming vragen en dienen te verkrijgen.


Foto's op bestelbusjes

De foto’s werden vervolgens inderdaad door Picnic gebruikt. Maar dat leek voor meer doeleinden te zijn dan in de quit-claim afgesproken, zoals t.b.v. advertenties op websites van derden en op haar bestelbusjes. Een en ander zonder de nadere toestemming waarvan in de quit-claim sprake is.


Inbreuk portretrecht?

Was dit een inbreuk op het portretrecht? Eiseres vond van wel, en wel om twee redenen.

1) de omvang van haar toestemming zou op grond van de quit-claim beperkt zijn tot een “kortlopende wervingscampagne van nieuwe medewerkers” op Instagram en

2) zij ondervond door de grootschaligheid van het gebruik “last en hinder” en legitimatie daarvoor ontbreekt vanwege het “louter commerciële doel” (onderstreping van mij).


Het verweer van Picnic

1)de beperking van het gebruik tot een kortlopende wervingscampagne is (a) nooit genoemd, is (b) niet logisch voor dit soort campagnes en staat (c) ook niet in de quit-claim en

2) de medewerkster heeft er later nog mee ingestemd om opgenomen te worden in een database van runners die het leuk vonden af en toe te worden uitgenodigd voor een shoot. Zij heeft daarom geen “redelijk belang”.


Oordeel van de rechter

De rechter gaat aan het verweer van Picnic sub 2 gek genoeg geheel voorbij en gebruikt daarbij bovendien een argument dat mij onjuist lijkt. Terecht wordt door de rechter geconstateerd dat het feitelijke gebruik door Picnic groter was dan uit de quit-claim kon worden afgeleid. Het gebruik van levensgrote afbeeldingen op bestelbusjes was duidelijk niet de bedoeling van een gebruik “binnen de beschikbare promotiekanalen”. Dat was inderdaad zonder een daarvoor gevraagde (en gegeven) toestemming onrechtmatig.


Commercieel gebruik en associatie met Picnic

Maar waar de kantonrechter een immateriële schade van € 10.000 toekent vanwege het feit dat de medewerkster door het grootschalige gebruik “mogelijk voor langere tijd met het bedrijf van gedaagde geassocieerd zou kunnen worden” kan ik hem niet volgen. Al gebruikt de rechter hierbij niet woordelijk het door eiseres gebruikte argument dat het gebruik van haar portret een “louter commerciële doel” had, wat gelet op de quit-claim eenvoudigweg niet juist is, hij haakt daar wel bij aan door het het argument te gebruiken van “associatie met het bedrijf” van Picnic.


Immateriële schade?

Een geportretteerde moet volgens de rechtspraak een ‘redelijk belang’ hebben om zich tegen de openbaarmaking van zijn portret te verzetten. “Commercieel gebruik” zonder toestemming kán zo’n redelijk belang opleveren. Maar van inbreuk door commercieel gebruik is hier m.i. helemaal geen sprake. De medewerkster heeft zich in haar contractuele relatie met Picnic niet principieel tegen het commerciële gebruik van haar portret en dus ook niet tegen associatie met haar werkgever als gevolg daarvan verzet. Wél tegen de omvang daarvan. Ik zie daar dus vooral een materieel (gebruik voor "langere tijd")en geen immaterieel aspect of de redenering zou moeten zijn, dat er een direct verband is tussen de omvang van het gebruik en het immateriële karakter van de inbreuk. Maar dat is niet aangevoerd en lijkt mij bovendien lastig verdedigbaar.


Hoger beroep

Picnic is dus veroordeeld voor het onrechtmatig gebruik van het portret van de medewerkster en tot betaling van een schadevergoeding van € 10.000, -. Ik zie kansen voor Picnic in een eventueel hoger beroep.



Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page